Over ons

Dierproeven

Verschillende medewerkers van het INBO gebruiken in het wild levende of proefdieren voor hun wetenschappelijk onderzoek. Soms wordt dit onderzoek beschouwd als een dierproef, soms ook niet.

Vangen we louter dieren om een aantal gegevens te noteren (lengte, gewicht, soort, …) zoals bijvoorbeeld bij de vismonitoring, dan wordt dit onderzoek niet als een dierproef beschouwd. Maar van zodra dieren in het kader van wetenschappelijk onderzoek een ongemak ervaren dat vergelijkbaar met of erger is dan het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap spreekt men wettelijk van een dierproef. Sommige handelingen die wel deze pijndrempel overschrijden vallen dan weer niet onder de proefdierwetgeving. Een niet onbelangrijke uitzondering is bijvoorbeeld het identificeren van dieren met een oormerk, pootring, chip, … .

Daarnaast wordt telemetrie vaak ook als een uitzondering beschouwd. Bepalend hierbij zijn de diersoort, het gewicht en type zender, en hoe deze bevestigd wordt. Maar ook eerdere ervaringen van gelijkaardig telemetrisch onderzoek kunnen helpen een goede inschatting te maken van het te verwachten ongemak.

Omdat de huidige wetgeving die dierproeven regelt zijn ontstaan vindt in de biomedische wereld, is deze niet altijd even gemakkelijk toepasbaar op ecologisch onderzoek. Daarom werd er in de schoot van de Vlaamse proefdierencommissie een werkgroep opgericht om duidelijkere richtlijnen op te maken. Ook het INBO deelt hierbij zijn ervaringen.

 Dierproeven mag je niet zomaar uitvoeren. Je hebt daarvoor een erkenning van de Dienst Dierenwelzijn nodig. Daarvoor doorloop je een hele erkenningsprocedure en moet je de nodige infrastructuur hebben. Sinds het ontstaan van het INBO in 2008 hebben we altijd zo’n erkenning gehad. Al ons onderzoek met dierproeven valt onder het laboratorium met het erkenningsnummer LA 1400559.

In het begin was het proefdieronderzoek vooral gericht op het huisvesten van bruine rat bij het onderzoek naar resistentie tegen rattenvergif en testen van giftig lokaas. Het resistentie-onderzoek verloopt nu genetisch waardoor er niet langer proefdieren zijn in ons labo. 

Andere dierproeven gebeuren om vismigratieknelpunten in kaart te brengen. Hiervoor krijgen de vissen, nadat ze verdoofd werden, een zender voor akoestische telemetrie geïmplanteerd. Zo kunnen hun verplaatsingen via een netwerk van telemetrie-ontvangers langs onze waterlopen opgevolgd worden. Tonen onze onderzoeken aan dat bepaalde passages in de waterlopen moeilijker passeerbaar zijn, dan kunnen vistrappen geplaatst worden om dit probleem op te lossen. Hiervan profiteren dan meerdere vissoorten voor lange tijd. Ook de evaluatie van vistrappen kan aan de hand van akoestische telemetrie onderzocht worden. Verder werd onder andere ook onderzocht in welke mate pompgemalen een diervriendelijke passage van vissen toelaten.

Het aantal gebruikte proefdieren in de vijf laatste jaren staat in onderstaande tabel.

  2019 2020 2021 2022 2023
Vissen 91 108 2773 2654 514
Amfibieën         1600
Patrijzen     169    


Om dierproeven uit te voeren is een erkenning alleen niet voldoende. Het personeel moet de nodige opleiding gevolgd hebben, en elke aanvraag voor een dierproef moet door een ethische commissie beoordeeld worden. Het INBO heeft zijn eigen ethische commissie (ECD-INBO), met 5 interne en 3 externe leden. Al deze leden hebben naast de klassieke competenties zoals ethiek, dierenwelzijn en proefopzet een bijzondere kennis over in het wild levende dieren.

Een belangrijk aspect bij de beoordeling is hoe de aanvrager omgaat met de 3 V’s:

  • vermindering: onderzoekers berekenen steeds hoeveel dieren nodig zijn om tot een statistisch verantwoord aantal te komen, hierdoor wordt een zo min mogelijk aantal dieren gebruikt.
  • vervanging: bij het resistentie-onderzoek werd resoluut gekozen voor een genetische screening waardoor er geen proefdieren meer werden gebruikt.
  • verfijning: klassiek gebeurt dit door het aanbieden van kooiverrijking zoals schuilplaatsen, nestmateriaal, … In onze context gaat dit dan over het optimaliseren van vang- of telemetrie-materiaal vb lichtere zenders zodat de dieren minder stress of hinder ervaren.

Het INBO onderschreef samen met een twintigtal andere Belgische onderzoeksinstellingen de transparantie-overeenkomst rond proefdieronderzoek in België. Hierdoor verbindt het INBO zich om openlijk over het proefdiergebruik te communiceren. Deze strategie sluit perfect aan bij onze ‘Open Science’-doelstellingen.

De volledige overeenkomst vind je op de website van Belgian Council for Laboratory Animal Science (BCLAS) die samen met de European Animal Research Association (EARA) de opmaak coördineerden.

Contact: Kristof Baert

 

Opgelet

  • {{validation.errorMessage}}